Ik was een soulboy
verschenen in het Cultureel Supplement van het NRC Handelsblad, 11 mei 2001Gesprek met componist Mark-Anthony Turnage
De muziek van de Engelse componist Mark-Anthony Turnage is vol van theatrale gebaren. Zijn laatste stuk schreef hij speciaal voor het ASKO-Ensemble en jazz-icoon Dave Holland.
The Salisbury Buffet, een Victoriaanse pub in het hart van het Londense theaterdistrict, maakt op deze maandagmiddag een wat verlaten indruk. Het is een Bank Holiday, een soort extra zondag en veel neringen zijn gesloten. In een hoek naast de toog zit een man de krant te lezen. De rook van zijn sigaar kringelt gestaag de hoogte in; langs de roestbruine mahoniehouten lambrizeringen en voorbij de ovale geslepen spiegels waarin wulps uitwaaierende lelies zijn gegraveerd, naar het koepelvormige, geornamenteerde plafond. Het vormt het decor voor een ontmoeting met componist Mark-Anthony Turnage (1960). We praten over Bass Inventions, zijn nieuwste werk, geschreven voor het ASKO-Ensemble en de contrabassist en jazz-icoon Dave Holland, dat op 16 mei in première zal gaan in het Amsterdamse Concertgebouw.Voor ons op tafel staan twee indrukwekkende pullen met troebel Engels gerstenat, okergeel met een romige schuimkraag, en ligt de partituur van Bass Inventions opengeslagen, waar we doorheen bladeren. "Het leukste vond ik het schrijven voor de combinatie van electrische- en akoestische piano. In mijn late tienerjaren was ik een soulboy, alle muziek waar ik toen van hield komt in Bass Inventions als het ware samen. Daarom wilde ik ook zo'n oude Fender Rhodes-piano gebruiken, en geen synthesizer. Ik zocht zo'n Herbie Hancock-achtig geluid, met vlezige akkoorden en funky loopjes, waar de akoestische piano en ook de harp weer een heel andere geluidswereld tegenoverstellen. Verder maakt het ensemble gebruik van twee strijkkwartetten, die veelal in een antiphonaal vraag en antwoord-spel verwikkeld zijn, percussie en voor mijn doen betrekkelijk weinig blaasinstrumenten. Ik geloof dat ik nog nooit met zoveel plezier gewerkt heb als aan dit stuk, maar dat wil natuurlijk helemaal niet zeggen dat het ook mijn beste werk is."
Mark Turnage praat met gemak vijf kwartier in een uur, in een rappe tongval waar een licht cockney-accent doorheen schijnt. Zijn gestalte is enigzins gedrongen en in zijn oogopslag en motoriek lijken een zekere schuchterheid en vastberadenheid hand in hand te gaan. Turnage is een noeste werker : "Ik sta om half zes op, om van zes tot acht te werken. Dat zijn de uren waarop mijn geest het helderst is en er niemand is die aan de telefoon hangt. Daarna speel ik afwisselend wat met mijn zoontjes en werk dingen verder uit, doe de instrumentatie, enzovoort." "Ik ben geïnteresseerd in de fysieke aspecten van muziek. Niet zozeer de klank op zich, maar het effect dat het teweegbrengt. Het is een eigenschap van muziek die je inwendig voelt, waarvan je soms het idee kunt hebben dat het tastbaar is, dat je het bijna aan kunt raken." De muzikale taal van Turnage kenmerkt zich door zijn direct aansprekende expressiviteit en contrastrijkheid. Bijtende, impulsieve klankerupties worden ingebed in trage, elegische strijkersmelodiën. Snelle motorische bewegingen, waarbinnen tandwielen gaan haperen en de muziek uit het lood doen hangen, monden uit in sinistere statische akkoordblokken. Het maakt gebruik van elementen uit de popmuziek en jazz zonder ten prooi te vallen aan een gewild soort hipheid en slaagt erin deze te combineren met technieken uit de avant garde-muziek en het kleurenpalet van de orkestrale traditie.Een persoonlijke, lyrische toon slaagt erin om deze heterogene elementen samen te ballen tot een overtuigend muzikaal discours. Een internationale doorbraak als componist beleefde Turnage in 1988 met zijn opera Greek, gebaseerd op het gelijknamige toneelstuk van Steven Berkoff, waarin het Oedipusverhaal is overgeplant naar een beneden-modale familie in het Londense East End. Meteen aan het begin van het stuk wordt de bühne overspoelt door Arsenal-fans. Dwars door hun luidruchtige voetbalslogans heen, ontspint zich geleidelijk de muziek, wat een uitermate vervreemdende werking tot gevolg heeft. Turnage, Arsenal-fan in hart en nieren : "Ik heb daar zo mee in mijn maag gezeten toen ik het maakte. Voetbalsupporters in een opera. Kón dat wel? Zouden mijn collega's me nog wel serieus nemen? Veel componisten schrijven voor de concertzaal hetzelfde als voor het theater. Maar in een opera moet je een bepaalde muzikale atmosfeer heel rigoreus af durven kappen en de koers radicaal verleggen. De diversiteit van de gemoedstoestanden, en het zoeken naar wegen om deze op de een of andere manier met elkaar in verband en in evenwicht te brengen, is wat opera voor mij interessant maakt."
In het drie kwartier omspannende Bass Inventions ligt ongeveer zestig procent van de partij van bassist Dave Holland (1946) vast en bestaat het overige deel uit improvisaties. Het is muziek die als een perfect zittend maatpak op het lijf van de uitvoerder is geschreven. Dit procedé paste Turnage reeds eerder toe, onder meer in zijn Blood on the Floor, dat hij in 1997 vervaardigde voor het Duitse Ensemble Modern, gitarist John Scofield en drummer Peter Erskine. "Ik kende Dave Holland natuurlijk van de albums die hij in de jaren zeventig met Miles Davis maakte, zoals Bitches Brew en In a Silent Way. Toen ik hem een paar jaar terug tijdens een solo-concert in het Barbican Centre hoorde, was ik meteen weer gegrepen door het warme, resonerende en zangerige van zijn geluid. Ik wilde toen meteen al iets voor hem schrijven, maar had het lef niet om op hem af te stappen. Bij toeval stonden we eens samen in een lift en stelde John Scofield ons aan elkaar voor. Dave is klassiek geschoold, in tegenstelling tot veel jazzmuzici van zijn generatie. Hij is altijd een enorme fan van de muziek van Béla Bartók (1881-1945) geweest, dat was eigenlijk zijn reden om aan een conservatorium te gaan studeren. Pas toen hij erachter kwam, dat je als orkestmuzikant ook nog talloze andere dingen moet spelen en aan Bartók eigenlijk maar zelden toekomt, is hij zich gaan toeleggen op improvisaties. De nieuwsgierigheid van jazzmuzikanten naar wat zich in de gecomponeerde muziek afspeelt valt mij sowieso op. De muziek van Xenakis of Boulez kennen ze bijna allemaal wel, terwijl er in omgekeerde richting veel minder interesse valt te bespeuren. Ik ben me gewoon maandenlang gaan verdiepen in de manier van spelen van Dave Holland door opnames van hem te beluisteren en concerten te bezoeken. Van echt samen aan het stuk werken is niet veel gekomen, op een paar keer wat tempi en loopjes doornemen na. Jazzmuzikanten zijn nu eenmaal het grootste deel van de tijd on the road. Maar hij zei mij dat ik de essentie van zijn spel goed heb weten te vatten. En de musici van het ASKO konden niet onderscheiden waar mijn compositie ophield en zijn improvisaties begonnen, toen het stuk een aantal maanden geleden bij wijze van proef werd doorgespeeld."
Mark-Anthony Turnage groeide op in Essex, het gebied ten oosten van Londen dat fungeert als een overloop van de metropool, zoals Almere een nieuwe thuishaven werd voor menige Amsterdammer. "In Essex is men afgunstig en materialistisch, met betrekking tot bankstellen en caravans en dergelijke. Men is er over het algemeen wars van het kunstzinnige. Mijn moeder was huisvrouw en secretaresse. Ze speelde vrij aardig cornet in een amateur-brassband. Mijn vader, die voor een oliemaatschappij werkte, had een mooie heldere tenorstem en zong in het kerkkoor. Mijn ouders waren zeer religieus. Eerst de Pinkstergemeente, daarna de Baptisten, het was hellfire toen ik klein was. Later zijn ze gelukkig in hun geloof gematigd. Op zesjarige leeftijd begon ik met pianospelen. Ik had een hekel aan studeren, liever improviseerde ik er wat om heen. Mijn ouders hoorden het verschil vaak toch niet. Toen ik een jaar of acht, negen was, begon ik de dingen die ik verzon uit te schrijven, al had ik aanvankelijk geen idee hoe dat te doen. Vaak deed ik dat tijdens kerkdiensten, die soms wel tweeëneenhalf uur lang waren en onwaarschijnlijk stomvervelend. Ik speelde ook het orgel. Grappig was wel dat het in zekere zin zwarte muziek was die er klonk, met tamboerijnen, het 'spreken in tongen' en veel soul en dergelijke. Maar dan uitgevoerd in een witte, miserable en onderdrukte Essex-versie. Ik heb er mijn voorliefde voor gospel en rhythm & blues aan overgehouden, niet zozeer vanwege de inhoud, maar door de energie die het teweegbrengt. Op mijn vijftiende werd ik tot mijn verrassing aangenomen bij de jeugdopleiding van het Royal College of Music. Ik kreeg er op de zaterdagochtend les van Oliver Knussen, die toen zelf amper vierentwintig was. Hij was de eerste echte componist die ik ontmoette en het klikte meteen. Ik had überhaupt geen idee wat ik me bij een componist voor moest stellen. Ik dacht dat ze ernstiger zouden zijn en niet zo vriendelijk. Oliver Knussen heeft me enorm gestimuleerd en geleerd om zelfvertrouwen te hebben en op zoek te gaan naar mijn eigen stem. Wat hij precies in mij zag is mij nooit duidelijk geworden, want ik schreef destijds een soort derderangs-Wagner. Toen ik een beurs wilde aanvragen om voltijds te studeren, schreef hij een aanbevelingsbrief. Deze zat in een verzegelde enveloppe, maar ik kon mezelf eenvoudigweg niet beheersen. Er stond : 'Naar mijn mening wordt Mark Turnage niet alleen een componist, maar een belangrijke bovendien'. Ik kon mijn ogen niet geloven en heb de brief haastig in een andere enveloppe gedaan."
Een schat aan muzikale ervaring deed Turnage ook op tijdens zijn verbintenissen als composer in residence, van 1989 tot '93 met het symfonieorkest van Birmingham, onder leiding van Simon Rattle, gevolgd door een periode bij de English National Opera en sinds oktober vorig jaar met het BBC Symphony Orchestra. Het is een systeem waarmee we in ons land vrijwel onbekend zijn, waarbij een componist zich liëert aan een orkest, de muzikanten goed leert kennen en werk voor hen schrijft. Turnage : "Het kan een ontzettend inspirerende situatie zijn. Het biedt een orkest en het publiek ook de kans om het werk van een componist echt beter te kunnen doorgronden. En er is een mogelijkheid om dingen uit te proberen. Ik maakte van sommige korte secties verschillende instrumentaties, om te zien hoe de veranderingen zouden uitpakken. Vooral op een toernee leer je elkaar goed kennen, je hangt toch maar wat rond in de lobby van zo'n hotel." Met name de periode in Birmingham heeft een aantal opzienbarende orkestwerken opgeleverd, met als onmiskenbaar hoogtepunt Three Screaming Popes, naar het drieluik van Francis Bacon met het vervormde portret van paus Innocentius X.
De muziek van Mark Turnage is doortrokken met theatrale gebaren en een buitengewoon gevoel voor proportie en timing. Toch heeft hij soms het gevoel dat zijn gave voor theatraliteit hem ook in de weg zit. "Het steekt me soms dat je met één opera zoveel meer aandacht krijgt dan met twintig concertstukken bij elkaar, terwijl ik sommige orkeststukken, of Blood on the Floor gewoon veel beter vind. Ik zeg het niet met bitterheid, want ik heb er een fantastische tijd mee gehad. Maar in het algemeen koester ik een diepe argwaan jegens de algemene publieke opinie. Als zij het goed vinden, dan moet het wel shit zijn, denk ik dan." Ook Mark Turnage's tweede opera, The Silver Tassie (1997), gebaseerd op Sean O'Casey's toneelstuk dat is gesitueerd in de Eerste Wereldoorlog, werd algemeen met gejuich ontvangen. "Laatst ging er een nieuwe productie in de Châtelet in Parijs. Ik dacht : die Fransen gaan zich dus absoluut niet laten imponeren door een gozer als ik. Maar nee hoor. I got away with it again. 'Wat doe ik verkeerd?', vraag ik me dan af."
concerten :
18 april Amsterdam, Concertgebouw
19 april Antwerpen, de Singel
20 april Eindhoven, Muziekcentrum Frits Philips
©Rob Zuidam 2001